vrijdag 27 april 2012

Australië – Aboriginalland in de middle of niks

De volgende dag landden we vroeg in de middag echt letterlijk in de middle of nowhere op de enige landingsbaan van Ayers’ Rock. Eigenlijk heet deze enorme, bizar gevormde, roodgranieten rots Uluru en is een heilige plek voor de Aboriginals die al tienduizenden jaren deze woestijn bewonen. We hebben dus alleen maar om de rots heen gelopen en gereden – de rots is echt enorm groot – en hebben hem dus niet beklommen. Dat mocht ook niet omdat het te heet en daardoor te gevaarlijk was; de temperatuur liep ’s middags op tot wel 39 ̊C, echt schroeiendheet zoals in een sauna, maar dan met zon én vliegen. Deze superirritante zogeheten dessert-dwellers probeerden constant op je ogen, neus, mond of in je oren te vliegen/kruipen. De volgende dag liepen we dus allemaal verkleed als malloten rond met een netje over onze hoeden en petten. Dat hielp wel goed en we hoefden toch niet mee te doen aan een modeshow...

prachtig rood en groot Uluru

van dichtbij zag je pas echt hoe groot het is
Ontaard vroeg om kwart voor 6 werden we de volgende dag opgehaald door een gids voor de zonsopgang achter Uluru te gaan bekijken en een mooie wandeling te maken door een kloof die liep tussen de Kata Tjuta, ook zo’n bizarre rotsformatie. Onze gids wist erg veel te vertellen over de gebruiken van de Aboriginals (hoe ze hun verf maakten van stenen die we onderweg vonden en hoe ze water konden vinden door te kijken waar de Eucalyptusbomen groeiden, die alleen op plekken groeien waar het water hoog staat) en gelukkig wist ze ook hoe de rotsen ontstaan waren (wat we ons natuurlijk al 2 dagen afvroegen). Tientallen miljoenen jaren geleden hadden er op deze plaatsen enorme bergen gestaan, formaat Himalaya. Onder invloed van water en wind waren aan de voet van deze bergen enorme hoeveelheden stenen afgezet, die veel later verdwenen onder de binnenzee die toe ontstond. Door enorme druk werden deze stenen in weer miljoenen jaren tijd opeengeperst tot een grote brok graniet. Toen er weer veel later een aardverschuiving plaatsvond kantelde deze enorme brok en werd omhoog getild: Uluru.
Gesluierd op pad
voor Kata Tjuta
De volgende dag reden we meer dan 200 km door de woestijn, waarbij we maar 1 huis/benzinepomp/wegrestaurant tegenkwamen; ongelofelijk voor Nederlandse en Singaporese begrippen. Wel kwamen we onderweg een Dingo (wilde hond) tegen en prachtige roofvogels. Hoe we ook speurden in de oneindige grasvlakte met wat boompjes en struiken, de rode plekken bleken helaas geen kangaroes maar stukken rots of  losgewoelde grond te zijn. Onze plaats van bestemming was Kings Canyon met een camping, benzinepomp, kamelenfarm, helicopterservice en café/restaurant-in-1 met alleen maar hamburgers op het menu. Wel kon je kiezen tussen een hamburger van bief, kip, groente of... kameel. Keuze genoeg dus voor 2 nachtjes! We sliepen hier in twee mooie kant-en-klaar tenten met echte bedden, een nachtlampje en een ventilator. En het allermooiste: je mocht hier een kampvuur maken! Daan en Pim waren dus lang bezig met het zoeken van het beste hout en droog gras, waarna ze een enorm vuur maakten dat de hele camping zowat verlichtte en dat het zo heet maakte dat je er echt meters vanaf moest zitten om niet te verschroeien (zonder het kampvuur was het al redelijk warm met ruim 25 ̊...).
vuurtje stoken blijft wel erg leuk...
Dingo in het wild
Bepakt met vele liters water gingen we de volgende ochtend al vroeg op pad om de Rims walk te doen: een wandeling over de kam van de King’s Canyon van 3 uur. De jongens vonden het geklauter over de stenen prachtig en het pad was prima te doen en echt onvoorstelbaar mooi met naast ons soms steile ravijnen en uitzichten van kilometers over oneindige vlakten en andere bergen. Na ’s avonds weer een kamelenburger en uiteraard weer een kampvuur (nu iets minder hoog) hebben we ’s ochtends door dezelfde canyon een korte wandeling onderlangs gemaakt. Dit was ook erg mooi, maar meer een pad, dus minder interessant voor Daan en Pim. Na een flinke rit van ruim 300 km (met nu twee huizen onderweg) en een groep Dingo’s en een kleine kudde kamelen (er lopen in Australië blijkbaar meer wilde kamelen rond dan in het Middenoosten) arriveerden we in een echte stad: Alice Springs (formaat kleiner dan Wageningen).
Pim on top of the world
echte wilde Australische dromedarissen
Op het eind van de middag zijn we hier nog naar een plek gegaan waar de zeldzame zwartvoet-rots-wallabies (kleine kangaroes) voor zouden komen en na een kwartiertje kijken ontdekte Daan 3 wallabies tussen de enorme stapel rotsblokken: 2 volwassenen en 1 jonkie. Ze bleken gelukkig niet schuw te zijn, zodat Ardy weer aardig wat plaatjes kon schieten. Na nog een wandeling door een canyon in de ochtend moesten we de outback alweer achter ons laten om door te vliegen naar een wat meer bewoonde plaats in Australië: het tropische Cairns.
het lijkt wel een flink konijn maar is een echte wallabie!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten