De volgende dag
landden we vroeg in de middag echt letterlijk in de middle of nowhere op de
enige landingsbaan van Ayers’ Rock. Eigenlijk heet deze enorme, bizar gevormde,
roodgranieten rots Uluru en is een heilige plek voor de Aboriginals die al
tienduizenden jaren deze woestijn bewonen. We hebben dus alleen maar om de rots
heen gelopen en gereden – de rots is echt enorm groot – en hebben hem dus niet
beklommen. Dat mocht ook niet omdat het te heet en daardoor te gevaarlijk was;
de temperatuur liep ’s middags op tot wel 39 ̊C, echt schroeiendheet
zoals in een sauna, maar dan met zon én vliegen. Deze superirritante zogeheten
dessert-dwellers probeerden constant op je ogen, neus, mond of in je oren te
vliegen/kruipen. De volgende dag liepen we dus allemaal verkleed als malloten
rond met een netje over onze hoeden en petten. Dat hielp wel goed en we
hoefden toch niet mee te doen aan een modeshow...
|
prachtig rood en groot Uluru |
|
van dichtbij zag je pas echt hoe groot het is |
Ontaard vroeg om
kwart voor 6 werden we de volgende dag opgehaald door een gids voor de zonsopgang
achter Uluru te gaan bekijken en een mooie wandeling te maken door een kloof
die liep tussen de Kata Tjuta, ook zo’n bizarre rotsformatie. Onze gids wist
erg veel te vertellen over de gebruiken van de Aboriginals (hoe ze hun verf
maakten van stenen die we onderweg vonden en hoe ze water konden vinden door te
kijken waar de Eucalyptusbomen groeiden, die alleen op plekken groeien waar het
water hoog staat) en gelukkig wist ze ook hoe de rotsen ontstaan waren (wat we
ons natuurlijk al 2 dagen afvroegen). Tientallen miljoenen jaren geleden hadden er op
deze plaatsen enorme bergen gestaan, formaat Himalaya. Onder invloed van water
en wind waren aan de voet van deze bergen enorme hoeveelheden stenen afgezet,
die veel later verdwenen onder de binnenzee die toe ontstond. Door enorme druk
werden deze stenen in weer miljoenen jaren tijd opeengeperst tot een grote brok
graniet. Toen er weer veel later een aardverschuiving plaatsvond kantelde deze
enorme brok en werd omhoog getild: Uluru.
|
Gesluierd op pad |
|
voor Kata Tjuta |
De volgende dag
reden we meer dan 200 km door de woestijn, waarbij we maar 1
huis/benzinepomp/wegrestaurant tegenkwamen; ongelofelijk voor Nederlandse en
Singaporese begrippen. Wel kwamen we onderweg een Dingo (wilde hond) tegen en
prachtige roofvogels. Hoe we ook speurden in de oneindige grasvlakte met wat
boompjes en struiken, de rode plekken bleken helaas geen kangaroes maar stukken
rots of losgewoelde grond te zijn. Onze
plaats van bestemming was Kings Canyon met een camping, benzinepomp, kamelenfarm,
helicopterservice en café/restaurant-in-1 met alleen maar hamburgers op het
menu. Wel kon je kiezen tussen een hamburger van bief, kip, groente of...
kameel. Keuze genoeg dus voor 2 nachtjes! We sliepen hier in twee mooie
kant-en-klaar tenten met echte bedden, een nachtlampje en een ventilator. En
het allermooiste: je mocht hier een kampvuur maken! Daan en Pim waren dus lang
bezig met het zoeken van het beste hout en droog gras, waarna ze een enorm vuur
maakten dat de hele camping zowat verlichtte en dat het zo heet maakte dat je
er echt meters vanaf moest zitten om niet te verschroeien (zonder het kampvuur
was het al redelijk warm met ruim 25 ̊...).
|
vuurtje stoken blijft wel erg leuk... |
|
Dingo in het wild |
Bepakt met vele liters
water gingen we de volgende ochtend al vroeg op pad om de Rims walk te doen:
een wandeling over de kam van de King’s Canyon van 3 uur. De jongens vonden het
geklauter over de stenen prachtig en het pad was prima te doen en echt
onvoorstelbaar mooi met naast ons soms steile ravijnen en uitzichten van
kilometers over oneindige vlakten en andere bergen. Na ’s avonds weer een kamelenburger
en uiteraard weer een kampvuur (nu iets minder hoog) hebben we ’s ochtends door
dezelfde canyon een korte wandeling onderlangs gemaakt. Dit was ook erg mooi,
maar meer een pad, dus minder interessant voor Daan en Pim. Na een flinke rit
van ruim 300 km (met nu twee huizen onderweg) en een groep Dingo’s en een
kleine kudde kamelen (er lopen in Australië blijkbaar meer wilde kamelen rond
dan in het Middenoosten) arriveerden we in een echte stad: Alice Springs (formaat
kleiner dan Wageningen).
|
Pim on top of the world |
|
echte wilde Australische dromedarissen |
Op het eind van de middag zijn we hier nog naar een
plek gegaan waar de zeldzame zwartvoet-rots-wallabies (kleine kangaroes) voor
zouden komen en na een kwartiertje kijken ontdekte Daan 3 wallabies tussen de
enorme stapel rotsblokken: 2 volwassenen en 1 jonkie. Ze bleken gelukkig niet
schuw te zijn, zodat Ardy weer aardig wat plaatjes kon schieten. Na nog een
wandeling door een canyon in de ochtend moesten we de outback alweer achter ons
laten om door te vliegen naar een wat meer bewoonde plaats in Australië: het tropische
Cairns.
|
het lijkt wel een flink konijn maar is een echte wallabie! |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten