Na een binnenlandse vlucht naar Heho werden we met een busje
naar Kalaw gebracht, een dorpje in de heuvels, waar de temperatuur 25+ en dus
heerlijk was. De Engelsen gebruikten dit dorp in de koloniale tijd al om de
hitte in Yangon te ontvluchten en hadden er nog prachtige gebouwen
achtergelaten. In 1 zo’n oud koloniaal pand was ons hotel, helemaal leuk
natuurlijk. Na een relaxed dagje bij het hotel werden we de volgende dag vroeg
opgehaald door onze gids voor een trekking door het bos naar een dorpje in de heuvels.
Het was een flinke tippel (6 uur lopen in totaal), waarbij Pim erg blij was dat
de heenweg door het bos iets meer klimmen en klauteren was. Het bos waar we
doorheen liepen was prachtig, vol oude teakbomen. De gids vertelde ons dat tot
in 1992 Myanmar nog voor 84% bedekt was met teakbossen. Na de
handelsboycot wilde alleen China nog handelen met Myanmar, wat ertoe geleid
heeft dat bijna alle teak door de Chinezen is opgekocht en helaas niet
terugggeplant. Nu is nog maar 24% van de originele teakbossen over, eeuwig
zonde! De handelsboycot lijkt dus vooral een averechts effect te hebben gehad
op Myanmar; een paar mensen zijn vreselijk rijk geworden van de verkoop van van
alles en nog wat aan de Chinezen en de arme bevolking is straatarm gebleven...
De mensen uit de dorpjes leefden van de tuinbouw; elke helling was daarom beplant met theestruiken, sinasappelboompjes of andere groenten. Eenmaal aangekomen in het dorpje moesten we even thee drinken bij de dorpsbewoners. Ze leven hier nog helemaal zelfvoorzienend, zonder electriciteit of stromend water, een enorm verschil met ons rijke leventje. De mensen waren wel ontzettend aardig en de kinderen helemaal blij met de balonnen die we hadden meegenomen. De terugweg was over een zandpad, wat deels verhard was en waarover ook vooral brommertjes en Chinese bulls (lawaaierige vrachtwagentjes) reden om de dorpjes te bevoorraden.
Na Kalaw stond het Inle meer op het programma. Dit meer is 1 van de grootste meren van Myanmar en beroemd om de tuinen die op het water zijn gebouwd en de 1-been-roeiers. Hier hebben we twee hele interessante dagen op het meer doorgebrachtom zo het leven van de dorpsbewoners op en aan het meer van dichtbij te zien. De verschillende dorpen op het meer hadden allemaal hun eigen specialiteit, een beetje zoals de gildes in de middeleeuwen. Zo was het ene dorp gespecialiseerd in weven (waaronder ook stofen van lotus-stengels, heel bijzonder) en een ander dorp in smeden.
Alles speelde zich af op het water; als mensen gingen trouwen kregen ze van de ouders als cadeau een boot, waarmee je dan de kost kon verdienen. Je kon de boot namelijk gebruiken om mee te gaan vissen of om vanaf je bootje de drijvende tuinen te bewerken, waarop ze allerlei groenten verbouwden. De drijvende tuinen bestonden uit een laag van wel een meter dik aan waterhyacinten, waar op grond uit het meer groenten groeiden. Vanuit de bootjes bewerkten de mensen de tuinen en oogsten de groenten. En dat werkte erg goed: bijna alle tomaten die gegeten werden in Myanmar kwamen van het Inle meer.
Balanceren op de drijvende planten |
Alles en iedereen met de boot naar de markt |
Maar niet alleen de drijvende tuinen waren erg bijzonder; de
vissers op het Inle meer hebben ook een eigen techniek ontwikkeld van roeien,
die nergens anders ter wereld wordt toegepast. De vissers gingen helemaal
achterop hun bootje staan en sloegen hun been om de roeispaan, waarmee ze
konden roeien of de vissen opjagen. Op deze manier hadden ze twee handen vrij
om de korven in het water te laten, waarmee ze de vissen vingen.
Na het Inle-meer vlogen we alweer terug naar Yangon, waar we nog even de laatste souveniers konden scoren en waar we ons op haddden gegeven voor vrijwilligerswerk in een weeshuis. Het was de bedoeling dat we een lunch zouden maken voor weeskinderen, die bij een klooster woonden. Daar aangekomen bleek er echter een bruiloft in het klooster bezig te zijn, waardoor de weeskinderen al van het bruiloftsmaal hadden kunnen eten.We konden nog wel even helpen met het uitdelen van het eten en waren van harte welkom bij de bruiloft, waar we nog even met het bruidspaar op de foto konden.
Het boedhisme speelt nog een enorme rol in het dagelijkse leven in Myanmar; veel onderwijs en opvang van weeskinderen gebeurt door de monniken in kloosters. Ook gaat nog steeds elke Birmese jongen in zijn leven minimaal 3 keer in het klooster om dienstbaarheid te leren. Het is vooral een groot feest als de jonge(tjes) voor de eerst keer in het klooster gaan. Helemaal opgedofd als kleine prinsjes op paarden hebben we ze in veel dorpen langs zien komen.
Heel bijzonder om dit allemaal te zien; een manier van leven die eeuwenlang nauwelijks veranderd was. De laatste paar jaren (sinds de handelsboycot is opgeheven) gaan de ontwikkelingen echter razendsnel; veel hutten op het water werden aangesloten op electriciteit en sommigen hadden ook al internet. Ook in de dorpen naast het Inle meer werd overal volop gebouwd en verrezen de eerste hoge gebouwen voor hotels. We waren dus heel blij dat we nog een glimp van het ‘oude’ Myanmar hebben kunnen zien.
Het boedhisme speelt nog een enorme rol in het dagelijkse leven in Myanmar; veel onderwijs en opvang van weeskinderen gebeurt door de monniken in kloosters. Ook gaat nog steeds elke Birmese jongen in zijn leven minimaal 3 keer in het klooster om dienstbaarheid te leren. Het is vooral een groot feest als de jonge(tjes) voor de eerst keer in het klooster gaan. Helemaal opgedofd als kleine prinsjes op paarden hebben we ze in veel dorpen langs zien komen.
Heel bijzonder om dit allemaal te zien; een manier van leven die eeuwenlang nauwelijks veranderd was. De laatste paar jaren (sinds de handelsboycot is opgeheven) gaan de ontwikkelingen echter razendsnel; veel hutten op het water werden aangesloten op electriciteit en sommigen hadden ook al internet. Ook in de dorpen naast het Inle meer werd overal volop gebouwd en verrezen de eerste hoge gebouwen voor hotels. We waren dus heel blij dat we nog een glimp van het ‘oude’ Myanmar hebben kunnen zien.