Autorijden in Singapore is behoorlijk anders dan in Nederland. Voor zo’n miljoenenstad is het bijzonder rustig op de weg; Singapore heeft uitstekend en goedkoop openbaar vervoer; heel veel bussen en supersnelle metro’s die niet, zoals in Nederland, naar urine ruiken en volgespoten zijn met graffiti en waar je zelfs als vrouw alleen nog prima om 11 uur ’s avonds durft te gaan zitten. Het is ook erg duur om in Singapore auto te rijden. Je moet daarvoor eerst een vergunning kopen van 20.000 dollar (ongeveer 12.000 euro), waarna je pas een auto mag gaan kópen.
cashcard-kastje in de auto |
Een ander mooi systeem zijn rode en groene lampjes boven parkeerplaatsen, waarmee je in 1 oogopslag kan zien waar nog een parkeerplaatsje is: groen is een vrije plek, rood een bezette plek. Dit luxe systeem zie je nog lang niet overal, maar de parkeergarage bij Ikea (jawel, de Zweedse gehaktballetjes en Billy-boekenkasten zijn ook hier populair) heeft dit systeem al.
In Singapore rijden ze (dankzij de Engelse stichters) links, wat eigenlijk heel snel went, ook omdat het stuur aan de andere kant zit. De richtingaanwijzer zit alleen ook de andere kant (rechts van het stuur); de eerste tijd zetten we dus regelmatig de ruitenwissers aan als we af wilden slaan. Een groot verschil met Nederland is verder dat (bijna) iedereen elkaar ruimte geeft. Bijna alle iets grotere wegen in Singapore hebben minimaal vier banen, die van elkaar zijn gescheiden door meestal een grote goot en/of veel groen. Dit betekent dat je, als je rechts in een zijstraat moet zijn, je hier (meestal) niet direct kan komen. Je moet dan vaak een stukje rechtdoor rijden, van de rechterbaan, waarop je bent ingevoegd, naar de linkerbaan zien te komen, een U-bocht maken, de rechterbaan van de andere weghelft moet bereiken en dan de straat linksaf inslaan. En ook dit went heel snel, vooral, omdat je dit soort manoeuvres kan uithalen zonder dat je kwade middelvingers opgestoken krijgt.
van links naar rechts |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten