Na drie heerlijke
weken in Nederland was onze ‘echte’ vakantie een week naar Java. Ja, als je
voor (letterlijk) hetzelfde geld naar Indonesië kan of een week kamperen in Zuid-Frankrijk is de keuze snel gemaakt! Omdat
vooral Pim helemaal niet houdt van drukke Aziatische steden en we maar een week
de tijd hadden, besloten we Jakarta links te laten liggen en ons te richten op
oost-Java. We landden na twee uurtjes vliegen in Yogyakarta, wereldberoemd om
de grootste boedhistische tempel ter wereld, de Borobudur en de minstens zo
indrukwekkende Hindoeistische tempel Prambanan. Op het vliegveld werden we
opgewacht door Pati, onze zeer vriendelijke en zorgzame chauffeur die ons de
hele week veilig door het chaotische verkeer van Java loodste. We konden nog
net de Borobudur gaan bekijken voor de zon onderging. Omdat het Ramadan was,
waren er nauwelijks locale toeristen en was het heerlijk rustig, zodat we alles
goed bekonden bekijken en prachtige foto’s schieten.
|
Borobudur |
|
nog meer Borobodur |
|
en het bewijs dat we er echt waren! |
Na een mooie, maar wel
wat lange, authentieke Javaanse dansshow van ruim 2 uur, gingen we slapen in
het prachtige Phoenix-hotel, helemaal in art deco-stijl. De volgende dag was
het tijd voor een bezoek aan een batikatelier en een zilversmederij. Ondanks
onze waardering voor het knappe priegelwerk, vonden we de kleding, kleedjes en
sieraden echt niet mooi en hebben we dus niets gekocht. Met een gids bezochten
we het paleis van de sultan, dat nog steeds in gebruik is door de laatste
sultan en de prachtige Prambanan-tempel, die een voorloper bleek te zijn van de
Angkor Wat tempel die we in Cambodja hadden gezien.
|
mooie show, maar een beetje lang |
|
Prachtige Prembanan |
De volgende dag kregen we
een kijkje in het alledaagse leven van Javanen in de kampongs (dorpjes). Met
een gids fietsten we door de straatjes en gingen we binnen bij verschillende
kleine zaakjes: een tofu- en tempe-fabriekje, een (medische) alcohol-stokerij,
die de meeste winst haalde uit de illegale 40%-alcohol-verkoop (in het
islamitische Indonesië mogen moslims geen alcohol drinken), een man die
dakpannen maakte en een gamelan-smederij. Vooral die laatste twee adressen
maakten diepe indruk; de man die dakpannen maakte stond al vijftig jaar lang
met zijn blote voeten in de klei dakpannen te kneden voor iets meer dan een
halve eurocent per stuk. Op een goede dag kon hij zo’n 600 dakpannen maken,
zodat hij een omzet had van 3 euro per dag; ongelofelijk! Ook de mannen die de
gamelans smeden moesten vreselijk hard werken in de schroeihitte van het vuur.
Met vier mannen klopten ze de gamelans uit in een levensgevaarlijk ritme met
vier hamers; als ze te vroeg of te laat sloegen, sloegen ze namelijk elkaars
hersens in met de hamers... Zonder sportschool hadden deze mannen wel allemaal
indrukwekkende sixpacks en spierballen, maar we waren allemaal erg blij dat we
niet daar geboren waren.
|
al 50 jaar lang dakpannen kleien.. |
|
gras verzamelen voor de 'huis'koe |
Na een mooie wandeling de
volgende ochtend naar een waterval zijn we naar Malang gereden, waar nog
duidelijk Nederlandse sporen te vinden waren. Zo hebben we echte kroketten
geheten bij Toko Oen, een winkeltje/restaurant helemaal in jaren dertig-stijl.
Daarna was het tijd voor de bergen; via een prachtige route dwars door het
platteland zijn we naar de Bromo-vulkaan gereden. Hier koelde het ’s avonds
behoorlijk af (tot een graad of 10-15), zodat we blij waren met onze lange
broeken en vesten. Na een hele korte nacht (tot 10 uur ’s avonds leek er een
soort competitie islamitisch bidden/zingen te zijn dat heerlijk galmend door de
bergen via luidsprekers werd verspreid en dat ’s nachts om 3 uur weer
begon...), werden we om 4 uur ’s ochtends opgehaald door een jeep om naar de
Bromovulkaan te gaan. Om 5 uur kwam de zon op en hadden we vanaf een hoog punt
het mooiste uitzicht van de wereld: een prachtig gevormde vulkaan, waar kleine
rookwolkjes uitkwamen tegen een roze-blauwe lucht; schitterend!! Daarna mochten
we zelf de krater beklimmen, waar een prima trap tegenaan bleek te zijn
gebouwd. Bovenop de krater zagen we uit de diepte gele zwavelwolken opstijgen,
heel bijzonder. De weg naar beneden ging natuurlijk nog een stuk gemakkelijker
en konden we bijna glijdend/skieënd door de as afleggen; het voelde echt een
beetje als wintersport!
|
het mooiste uitzicht ter wereld
|
|
in een stoet de krater op |
|
het lijkt wel sneeuw, maar is as |
In Kalibaru de
bijna-laatste dag kregen we nog een hele interessante rondleiding door een
plantage waar allerlei specerijen, fruit, palmbomen, koffie en rijst groeiden.
Pim vond hier wel het allerleukste dat hij ook een palmboom mocht klimmen,
hoewel hij niet tot de top mocht, die wel meer dan 10 meter hoog was. De
laatste dag waren we in Surabaya, waar we in het mooiste hotel van de hele reis
sliepen (en bijna alle hotels waren prachtig), het Maja Pahit, het vroegere
Oranjehotel. Dit hotel bleek dezelfde architect te hebben gehad als het Raffles
hotel in Singapore, wat aan alles te zien was, van de vergulde kranen in de
badkamer tot de prachtige parketvloeren en natuurlijk de Surabaya Sling. De
Nederlanders in Indonesië zorgden vroeger (en nu nog...) erg goed voor
zichzelf!
|
op een rijtje door de rijstvelden |
|
Prachtig hotel |